Wijninckx-bijdrage
In 2012 werden een aantal begrotingsmaatregelen ingevoerd die een impact hebben op de aanvullende pensioenen. Eén van deze maatregelen betrof de bijzondere sociale zekerheidsbijdrage, de zogenaamde Wijninckx-bijdrage, op “hoge” premies die aanvullende pensioenen opbouwen in de tweede pijler.
Tot en met 2018 was er een tijdelijke regeling van toepassing (klik hier voor meer info over deze vorige regeling).
Vanaf bijdragejaar 2019 treedt de zogenaamde “definitieve” regeling in.
In deze “definitieve” regeling worden naast de pensioenplannen voor loontrekkenden ook deze voor zelfstandigen (VAPZ en POZ), RIZIV-contracten en intern gefinancierde pensioenbeloftes mee in rekening gebracht. Deze plannen vielen nog buiten het toepassingsgebied van de “tijdelijke” regeling. Ook de vaststelling van eventuele overschrijding (stap 1) en berekening (stap 2) wordt op een andere (meer complexe) wijze bepaald als volgt :
Stap 1: vaststelling overschrijding pensioendoelstelling
Als op 1 januari van het jaar N-1 dat aan een bijdragejaar N voorafgaat de som van het wettelijk pensioen en de verworven reserves van het aanvullend pensioen gedeeld door de omzettingscoëfficiënt de pensioendoelstelling voor een werknemer / zelfstandige overschrijdt, is in het bijdragejaar N een bijzondere bijdrage verschuldigd. In formulevorm is dit als volgt voorgesteld:
(WP + AP) van jaar N-1 > Pensioendoelstelling van jaar N-1
Wettelijk Pensioen (WP) op 01/01/N-1
Dat is een raming op basis van de wettelijke referentiebedragen en de loopbaanbreuk van de aangeslotene op dat moment (het jaarbedrag).
Voor de jaren met een activiteit als werknemer wordt het wettelijk rustpensioen geraamd op 50% van het loonplafond voor werknemers vermenigvuldigd met de loopbaanbreuk van de aangeslotene in het stelsel van werknemers.
Voor de jaren met een activiteit als zelfstandige wordt het wettelijk rustpensioen geraamd op 25% van het bijdrageplafond voor zelfstandigen vermenigvuldigd met de loopbaanbreuk van de aangeslotene in het stelsel van zelfstandigen.
Aanvullend Pensioen (AP) op 01/01/N-1
Dat is een raming op basis van de som van alle reeds opgebouwde (verworven) pensioenreserves die in DB2P zitten, ongeacht het statuut van de aangeslotene. En dit van zowel actieve en slapende rechten als van extern en intern gefinancierde toezeggingen. Om het aanvullend pensioen in rente (= jaarbedrag) uit te drukken, delen we de som door een wettelijk vastgelegde omzettingscoëfficiënt die vastgesteld wordt door de FOD Sociale Zekerheid op basis van de volgende assumpties:
- aangeslotene is 65 jaar
- prospectieve en gender neutrale sterftetafels
- gemiddelde intrestvoet over de laatste zes jaar van OLO’s op tien jaar (OLO’s zijn Lineaire Obligaties, obligaties op (middel)lange termijn die hoofdzakelijk worden uitgegeven door de Belgische federale overheid)
- jaarlijkse indexering van de rente aan 2% met overdraagbaarheid van 80%
Pensioendoelstelling op 01/01/N-1
Dat is het absolute maximale ambtenarenpensioen vermenigvuldigd met de totale loopbaanbreuk van de activiteiten als werknemer en als zelfstandige.
Stap 2: berekening Wijninckx-bijdrage
Indien geen overschrijding is er geen extra Wijninckx-bijdrage verschuldigd voor het betreffende bijdragejaar.
Bij overschrijding (vaststelling door Stap 1) wordt een extra bijdrage 3% gerekend op het aandeel van de inrichter in de aanvullende pensioenopbouw van de aangeslotene tijdens het afgelopen jaar. De verschuldigde bijdrage wordt enkel berekend voor aangeslotenen van werkgevers, sectorale inrichters, vennootschappen en zelfstandige natuurlijke personen die een actief aanvullend pensioen opbouwden (= met financiering) in het voorbije jaar. Ingeval van overschrijding wordt de bijdrage dus als volgt berekend:
3% op ((reserve AP van 01/01/N) – (gekapitaliseerde reserve AP van 01/01/N-1))
Aanvullende Pensioenopbouw
Dat is de evolutie in de verworven pensioenreserve tussen 01/01/N-1 en 01/01/N met een correctie voor het rendement op basis van een gemiddelde intrestvoet. Het gaat hier enkel om de pensioenreserves met financiering door de inrichter (werkgever of vennootschap). Dus geen reserves op basis van persoonlijke bijdragen of premievrije reserves. Als de minimumgarantie hoger ligt dan de verworven reserve nemen we het bedrag van de minimumgarantie.
De pensioenreserve op 01/01/N-1 wordt gekapitaliseerd tegen een rentevoet die overeenstemt met de gemiddelde intrestvoet van OLO’s op 10 jaar van de laatste zes kalenderjaren vóór N. Als de periode om de evolutie van de reserves te berekenen geen volledig jaar is, dan wordt deze jaarlijkse intrestvoet pro rato berekend.
Stap 3: inning van de bijdrage?
De inning van de bijdrage gebeurt door Sigedis als beheerder van de Databank Aanvullende Pensioenen (DB2P). Is er een Wijninckx-bijdrage verschuldigd, dan zal de werkgever of vennootschap in de loop van september een oproep ontvangen om deze extra bijzondere sociale zekerheidsbijdrage te betalen aan het RSZ (loontrekkenden) of het RSVZ (zelfstandigen).
Hieronder vindt u de parameters voor bijdragejaar N = 2024
Loonplafond werknemer 01/01/2023 | 76.395,98 EUR |
Bijdrageplafond zelfstandige 01/01/2023 | 74.488,69 EUR |
Pensioendoelstelling 01/01/2023 | 93.760,79 EUR |
Omzettingscoëfficiënt kapitaal naar rente | 32,012268 |
Gemiddelde jaarlijkse intrestvoet van OLO’s op 10 jaar voor de laatste 6 kalenderjaren (periode 2018-2023) | 0,95% |